zaterdag 20 oktober 2007

Schoonheid...

Het ZwaRt

in

Zijn Ogen...


Het vaLLen van

zijn TrAneN

als

RegenDrUppEls

in

Mijn Ogen

Langs

Mijn WanGen

op de

GROND...



© Amanda Morina

dinsdag 16 oktober 2007

Toon Tellegen bekroond

Na de Theo Thijssen-prijs voor kinder- en jeugdliteratuur in 1997 heeft Toon Tellegen onlangs een tweede oeuvreprijs gewonnen. Zijn gehele oeuvre is bekroond met de Constantijn Huygens-prijs 2007. Aan de prijs is een bedrag verbonden van 10 000 euro.

Als dichter debuteerde Tellegen in 1980 met De zin van een liguster. In de jaren tachtig publiceerde hij nog zes bundels. In Gedichten 1977-1999 werden dertien eerdere bundels samengebracht. Daarna zijn nog vijf bundels verschenen.
De Jan Campert Stichting (waarvan het bestuur de jury uitmaakte) noemt hem een dichter van heldere, speelse en melancholische poëzie.

Tellegens gedichten lijken op het eerste gezicht kleine vertellingen in vrije versvorm, met personages, tamelijk veel dialogen, en veelal ook een soort plot. Ze zijn verrassend, lichtvoetig en absurdistisch. Wie beter kijkt, ziet dat de vertellingen meestal ook overdenkingen zijn, en dat Tellegens absurdisme nergens vrijblijvend is. Hoewel er veel te lachen valt in zijn gedichten, zijn ze tegelijk ook van een diepe ernst en snijden ze voortdurend vragen aan als 'Weet iemand wat liefde is?' of 'Hoe kom ik ooit te weten wat ik denk?' Gedicht na gedicht roept Toon Tellegen een wereld op die in vergelijking met de wereld van alledag nogal vreemd is, maar die door zijn grillige, maar ijzeren logica een grote vanzelfsprekendheid krijgt als je hem eenmaal betreden hebt. Het is een wereld waarin bomen op pad gaan, waarin een pas geschreven gedicht opstaat en de dichter bekijkt, waarin een mug eist: sla mij dood!, waarin een rechte weg steeds rechter wordt en waarin de vrede in een blauwe jas over straat gaat. Tellegens gedichten zijn wel eens vergeleken met droomverslagen. Maar eerder dan dat hij dromen navertelt, lijkt Tellegen de taal 'op zijn woord' te nemen. Door gewone en vanzelfsprekende woorden en uitdrukkingen in hun letterlijke betekenis te gebruiken, maakt hij ze ineens ongewoon, en intrigerend: 'De afstand tussen jou en mij / hebben ze opgemeten.' Ook worden abstracte zaken en gevoelens concreet gemaakt of zelfs gepersonifieerd: 'De jaloezie was jong, / ze dampte nog.

Tellegens gedichten vegen het stof af van het vertrouwde en gewone en maken daardoor alles nieuw - angstaanjagend nieuw soms. Vertrouwd is tenslotte ook fijn. Er is hier, lijkt wel, een hogere gevoeligheid aan het werk, een dichter die een zintuig extra heeft, die ons een blik kan gunnen in de wereld waar de woorden verblijven als ze niet bij ons zijn, maar gewoon onder elkaar. En soms schikken ze zich dan zo dat zij en wij elkaar begrijpen - of dat denken.'

Bron: Erik Menkveld


Wie het laatst lacht

Oorlog
en tussen dode torren, dode wormen
ligt een man –

wie ben ik dat ik niet sterven kan,
denkt hij –

hij bloedt, hij bloost,
iedereen is dood

en met zijn laatste krachten trekt hij
met twee vingers
zijn mondhoeken omhoog.

woensdag 3 oktober 2007

Het allerlaatste

Met een traan op m’n wang
Hoor ik je fluisteren
"Ga nog niet weg
Blijf nog even dan"

Bewegingloos blijf ik naast je staan
Ik voel je lippen vlak bij m’n oor
De tederheid van je aanraking vult m’n hele lichaam

"Het spijt me schat"
Alleen dit kan je me vertellen
Het beeld van - jou en haar - blijft in m’n hoofd kwellen

De ronding van je schouder
En de vorm van je sleutelbeen
Zijn op een bijna pijnlijke manier
Mooier dan ooit voorheen

Ik doe m’n ogen dicht
Ik zal je missen
Lieverd, doof nu maar het licht

Met een traan op je wang
Hoor ik je fluisteren
"Het spijt me zo"
Ik zoen je nog even zacht
Jij en ik, onze allerlaatste nacht


© Liridona Gashi