vrijdag 28 maart 2008

2 Vreemden

in een droom

Onder de bloesems

van een boom

Onder de stralen

van de zon

Een meisje

stapt in de

schaduw van

zijn ogen...

Ze draait zich om

en

kijkt hem aan.

Een ogenblik

in

SamenZijn

Vereeuwigd...



© Amanda Morina

1 opmerking:

Het krakende ei zei

Ik
schrijf gedichten
als dunne bomen.

Wie
kan zo mager
praten
met de taal
als ik?

(Jan Arends, citaat uit: IK…)

Minimalistisch met de alomtegenwoordigheid van het bijna-niets.
Net zoals de dichter Jan Arends heb ook jij weinig woorden nodig om een complete wereld te verbeelden, de ‘ruimte van het volledig leven uit te drukken’.
Wij komen terecht in een droomdecor (onder de bloesems van een boom/onder de stralen van de zon) met de functie van een locus amoenus.
In die wereld liggen immers morfogenetische geheugenvelden van verlangens uitgestrekt die via oogcontact worden overgedragen van mens tot mens. Het moment van contact gebeurt letterlijk via een ‘ogenblik’. Liefde op het eerste gezicht. Het vreemd-zijn lost zich op in ‘SamenZijn’, zielsverwantschap waarbij de ogen als spiegels van de ziel fungeren. De vereniging is een feit. Vereniging is éénwording (de grenzen van ruimte worden opgeheven). Vereniging wordt vereeuwiging. Het lijkt alsof de tijd stilstaat. Ook het gedicht als momentopname is gestolde tijd. Het keurslijf van tijd en ruimte wordt opgedoekt. Twee vreemden zijn één geworden. Droom wordt werkelijkheid.

Dit gedicht echoot overigens je gedicht Schoonheid (20 oktober 2007)
Thematisch nochtans anders kun je in elk geval niet voorbij aan de gelijklopendheid van de vorm. Het is een onomstootbaar – want zichtbaar – feit dat die meteen in het … oog springt om het zomaar te zeggen:

‘Het zwart in zijn ogen’ versus ‘de schaduw van zijn ogen’ leidt via oogcontact in beide gevallen tot werkelijk contact.
Twee gedichten die elk vanuit hun oogpunt een mooi tweeluik vormen.