maandag 18 mei 2009

Hugues C. Pernath

Op 6 juni wordt voor de dertiende keer de naar Hugues C. Pernath genoemde poëzieprijs uitgereikt. Uit 49 inzendingen werden 5 bundels genomineerd : Vis van Arnoud van Adrichem, Er staat een stad op van Maria Barnas, Namens de ander van Ester Naomi Perquin, Toespraak in een struik van Victor Schiferli, en De wereld is er van Elisabeth Tonnard.

Met de tweejaarlijkse poëzieprijs wil het Hugues C. Pernathfonds een Nederlandstalige dichter bekronen. De winnaar ontvangt een geldsom van € 4000. Eerdere winnaars waren Alfred Schaffer, Ramsey Nasr, Leonard Nolens en Erik Spinoy. Voor de prijs komen alleen dichters tot 43 jaar in aanmerking, omdat de Antwerpse dichter Hugues C. Pernath, pseudoniem voor Hugo Wouters, in 1975 overleed, vlak voor zijn 44ste verjaardag.

Pernath is één van de stichters van het experimentele tijdschrift Gard Sivik, een toevluchtsoord voor jonge schrijvers en de theoretische basis voor de generatie die men de Vijfenvijftigers gaat noemen. Hij maakte ook deel uit van de Pink Poets, een literair genootschap waarvan hij twee jaar gouverneur was. Hij werkte als boekhandelaar, vertaler en boekhouder en schreef naast zijn poëzie af en toe artikelen voor de dagbladen Vooruit en De Nieuwe Gazet.

Pernath’s werk werd bekroond met de Arkprijs in 1961, waarna zijn moeilijke poëzie gehoor vindt bij een breder publiek. In 1968 wordt hem de Poëzieprijs van Knokke-Heist toegekend, voor het tiende gedicht van de bundel De tien gedichten van de eenzaamheid en in 1974 de Nederlandse Jan Campertprijs voor de verzamelbundel Mijn tegenstem. Postuum kreeg hij de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie (1977).

In zijn poëzie gaat Pernath op zoek naar de hardheid van de taal, het onopgesmukte in overweldigende en tegelijk geconcentreerde kracht. Het schrijven van gedichten is voor hem een kwestie van herleiden tot de essentie. Die essentie ligt vaak vervat in een spel van (schijnbare) tegenstellingen, wat het de lezer niet altijd even makkelijk maakt om zijn poëzie te ontcijferen. Ter illustratie het tweede index-gedicht uit de bundel Mijn tegenstem :


Zo sta ik buiten de gedachte
Met dit besluit
Dat bij mijn leeftijd past
En onderga, nauwelijks
Na een jaar opnieuw
Iemand die niet alles achterliet.

Ik neem haar in dezelfde kleur
En verdeel de vreugde van mijn vreugde
Haar leven dat zij leeft, haar geloof in mij
En mijn geloof in haar.

En nooit uit de twijfel
Nooit uit de liefde, nooit
Maakte het leven zulk begin.


(Uit : Mijn tegenstem)


Kort na zijn dood schreef zijn vriend Hugo Claus een indrukwekkend herdenkingsgedicht, 'Het graf van Pernath' (1977), waarin hij het o.a. heeft over Pernaths poëzie die zo 'naakt' is als de val van een man in het trappenhuis. Met dit laatste doelt Claus op de doodsoorzaak van Pernath: hij werd onderaan een trap gevonden.


Bronnen: Het Letterenhuis, NRC Boeken

Geen opmerkingen: