zondag 22 april 2007

Bart Meuleman krijgt Cultuurprijs K.U.Leuven

De Katholieke Universiteit van Leuven kent haar Cultuurprijs toe aan Bart Meuleman (42), dichter en essayist, toneelschrijver en -regisseur en auteur van een aantal kinderboeken. Hij krijgt de prijs voor zijn bijzonder en gevarieerd literair oeuvre en het experimenteren met uiteenlopende genres en media.

Deze tweejaarlijkse prijs, waaraan een bedrag van 15.000 euro verbonden is, gaat naar een hoogstaand en vernieuwend levend Belgisch kunstenaar die zich ook verdienstelijk maakte op het vlak van vorming en/of onderzoek in de kunsten. De Cultuurprijs wordt uitgereikt op een academische zitting op 22 mei.

Bart Meuleman publiceerde onder meer twee dichtbundels, ‘Kleine criminaliteit’ (1997) en ‘Hulp’ (2004). Deze laatste werd genomineerd voor de prestigieuze VSB poëzieprijs en Meuleman kreeg er ook het Charlotte Köhler stipendium voor. Uit het juryrapport: 'Meuleman is geen lieflijke dichter, maar een "schielijke oplichter der liefde / zie onder haar de haat / en daarop een kakelende daad" zoals Lucebert zegt.'

De meeste van de 37 titelloze gedichten draaien om de relatie tussen een ik en een jij. De relatie tussen de twee is intiem maar hard. Er heerst een constante sfeer van dreiging en onverschilligheid. Meuleman observeert koud wat beter achter gesloten deuren verborgen blijft. Het is een intrigerend universum van liefdeloze afhankelijkheid:

wat goed dat je weer zuurstof krijgt, zonder kon je
me niet meer aanraken, niet hoe ik het wilde.
kom ik al bij je, onder de kap?
ik trok een nagelnieuwe witte broek aan, heb tot vervelens toe
[geoefend
bij de spiegel, tot het mocht dan, zij het voor even,
van de zuster in haar oude stoel
die haar jaren slijt met wenen.
ook heb ik een spray gekocht, hij maakt het leven zo anders,
en is het niet dat wat we allemaal willen.

Hoewel op het eerste gezicht de relatie tussen de ik en de jij het thema van de bundel vormt, zijn er redelijk wat gedichten die hier buiten vallen. Er loopt geen verhaal doorheen de gedichten, er is ook geen echte conclusie. Het wordt nooit echt duidelijk wie er om hulp roept, wie die hulp biedt en of er überhaupt wel sprake is van hulp:

hoor, zeg ik met getuite lippen in een vers gat in de grond.
het hoort nu.
klein. haast doodgebeten.
het piept niet, verroert zich niet in zijn kleine tunnel, terwijl
[de hemel
een oranje show geeft in de namiddag.
hoor, zeg ik nu, onhoorbaar haast. hoor.
en als vanzelf rekt het zich nog eenmaal open.

Bronnen:

De Standaard / De Morgen
Literair Nederland
Poëzierapport
Poetry International Web

Geen opmerkingen: