dinsdag 26 februari 2008

Het krakende ei presenteert Poëzieprijs Gedichtendag 2008

“Alleen in mijn gedichten kan ik wonen” (J.J. Slauerhoff)

Het huis van de poëzie kent vele kamers. Er is immers een enorm en heel divers aanbod: anekdotische gedichten, belijdenislyriek, experimentele woordkunst enzovoort. Alleen raak je die dingen zelfs aan de straatstenen niet kwijt. Wie leest nog poëzie? In onze tijd lijkt het wel alsof niemand de poëzie weet wonen. Ze houdt zich immers op in obscure achterbuurten waar niemand zich nog waagt (één eenzame verdoolde ziel niet te na gesproken) Ofwel is de poëzie niet verlaten en is ze tegenwoordig gewoonweg verhuisd. Wij treffen ze aan in populaire liedjes die je rechtstreeks bij de keel grijpen, in voetbalstadions, de massamedia of in het dansende plastic zakje uit de film American Beauty (wat overigens ons uitgangspunt was bij de workshop op gedichtendag 2008):

“And that's the day I knew there was this entire life behind things”

Misschien steekt daarin de poëzie van deze tijd en willen wij op die manier opnieuw bezieling geven aan deze ontzielde materialistische samenleving. Zo bekeken vloeit het thema van Gedichtendag 2008 hier logisch uit voort: het gedicht en de dingen.
Of de dichter zich nu identificeert met dingen óf dat het ding wordt bezield, op Gedichtendag 2008 stond wel degelijk de relatie tussen poëzie en dingen centraal.
Deze dag was bovendien de aanleiding voor een heuse poëziewedsrijd. Hoewel wij er ons van bewust zijn dat poëzie een subjectieve aangelegenheid is (de een vindt dit mooi en de ander dat) zijn er wel degelijk criteria op grond waarvan je kunt besluiten dat het ene gedicht beter is dan het andere. Los van de bovenstaande thematische voorwaarde zijn die criteria eenvoudigweg te herleiden tot de uitspraak van Paul van Ostaijen:

“Poëzie = woordkunst”

Het krakende ei is dan ook blij om over te gaan tot de bekendmaking van ‘het gouden ei’ Gedichtendag 2008. Ik geef het woord bij deze aan de Franse dichter Charles Baudelaire die onze eerdere mijmeringen bijtreedt en zodoende heel toepasselijk het winnende gedicht mag inleiden:


‘Wees altijd dronken!Wees altijd dronken! Dat is alles, het enige wat er
toe doet. Om niet de helse last te voelen van de Tijd die je
schouders breekt en je naar de aarde drukt, moet je je onophoudelijk
bedrinken.
Maar waaraan? Aan wijn, aan poëzie of aan deugdzaamheid,
net wat je wilt. Maar bedrink je.
En mocht je soms ontwaken op de trappen van een paleis,
in het groene gras van een greppel, in de sombere eenzaamheid
van je kamer, en merken dat de dronkenschap al verminderd
of verdwenen is, vraag dan aan de wind, de golven de sterren,
de vogels en de klok, aan al wat vliedt, al wat zucht, al wat
rolt, zingt of spreekt, vraag dan hoe laat het is; en de wind, de
golven, de sterren, de vogels en de klok zullen je antwoorden:
'Het is tijd om dronken te worden! Bedrink je om geen ge-
martelde slaaf van de Tijd te zijn; bedrink je altijd maar weer!
Aan wijn, aan poëzie of aan deugdzaamheid, net wat je wilt!’

(vert. Menno Wigman)

Vandaag mogen wij voor u, lezer, een bijzonder fijne fles ontkurken van Andries -grand cru- Verslyppe uit 5 LWI. Geniet met volle teugen en laat het klinken en klotsen een aanvang nemen op:

http://users.fulladsl.be/spb16507/hetkrakendeei/ Toen dat ding veel meer was

Het winnende gedicht (zonder naam en net daarom zoveel meer) is vol in vele opzichten. Eerst 'die wereld', gevuld met eeuwig zwijgen, met in haar midden de fles die hapt naar lucht, alsof die de afgespiegelde wereld nieuw leven tracht in te inblazen ('de lucht bezingen'). Ijdele hoop, zo blijkt. Ook zij legt er het hoofd bij neer, kan de schijn niet langer hoog houden, lijkt het afgespiegelde bestaan in zich te betreuren. Haar gemoed (O gevoelig ding!) lijkt zelfs vol te lopen bij de aanblik van deze 'uitgelopen en lelijk bevlekte' liefde. Het besef groeit wederzijds (zowel in 'ik' als in het 'ding'). Deze wereld bestaat enkel nog in schijn. Daarbuiten leeg.

Geen opmerkingen: