donderdag 31 januari 2008

Poëzie als zwerfvuil: wie raapt haar op?

Er bestaat zoiets als een vooroordeel die er op zijn beurt in bestaat te denken dat dichters zich alleen voor onstoffelijke zaken interesseren, een ‘onhebbedinglijke’ wereld. En dus moet poëzie zich nog maar eens bewijzen – tot stof zal zij wederkeren... Het thema van de gedichtendag luidt ‘Dichter en de dingen’. Hoe verhoudt de dichter zich ten opzichte van de dingen en hoe ziet een dichter de verhouding tussen mensen en dingen?

Een ding is, volgens Van Dale, de algemene naam voor alles wat buiten de mens een zelfstandig bestaan heeft. Onder dingen kan alles vallen wat niet menselijk is: de wereld die de mens omringt. En toch zijn er ‘dingen’ die buiten de mens een bestaan hebben en die we geen dingen noemen. Denk maar aan dieren, etenswaren,... . Maar misschien zijn dit geen dingen omdat ze, net als de mens, vergankelijk zijn. Dieren kunnen sterven, etenswaren verliezen ook hun houdbaarheidsdatum. Dan heb je ook nog foto’s, die hoogstens afbeeldingen zijn van dingen vastgelegd door de mens met behulp van een ding dat fototoestel heet. Je kan zo wel een eindje doorgaan met het vastleggen van allerlei voorwaarden voor het ding-zijn van iets.

Vaak worden dingen als decorstukken van ons leven gezien. Soms hechten we er zodanig veel belang aan dat we er afhankelijk van worden. Deze afhankelijkheid leert ons dat het van belang is de dingen naar waarde te schatten. Vandaag, Gedichtendag 2008, moet een eerbetoon zijn aan de dingen, vandaag moeten dingen de hoofdrol spelen. Ook dingen kunnen spreken en in het bijzonder tot de verbeelding spreken, al is het niet altijd eenvoudig om na te gaan wat zij ons precies te vertellen hebben, wat zij over ons en onze verhouding tot de dingen te vertellen hebben en wat zij over ons, de mensen, te vertellen hebben.


N.N.

Iedereen kent ze : de grauwe ruiten
die als doffe ogen in de gevels hangen
de gesloten leden, de moeie lappen
waarachter onzichtbare mensen wonen.

Iedereen kent ze: de onzichtbare mensen
die op banken en bedden liggen, achter
deuren zonder naam erop, iedereen kent ze
de deuren, de ramen, niet de mensen.

F. Starik (De eenzame uitvaart, 2005)

Geen opmerkingen: